Zonder titel (vooralsnog)
't zachte mos, de aalwarige vaalheid van het beton, de gespietste zee wier schuimend bloed en smeekbedes de klippen van 't verslapen land onberoerd laten; niets is hem vreemd, steeds onthaald met een meewarrige glimlach in zijn doortocht. een stille schreeuw waart rond in onrust and wanhoop over de blinde nacht, waarin een dichtbevolkt oerwoud van schimmen en vleesgeworden hoogmoed schuilhoudt als een driftige spin kwijlend voor prooi. een processie van momentopnames, fraai getooid in korinthische opsmuk, verwelkt achter de zoveelste winding van het corrosief gemijmer; over een blakerende leegte ontspint het testament van zijn voldongen zuchten een holle monoloog. veteraan zonder nageslacht en zonder nalatenschap, oog in oog met het cataract van een eclatante treurnis: losgerukt van het eigen kadaver, volgt hij als een havik de thermiek van zijn unvermurwbare hunkering.