Een zweem van ontnuchtering
langs de kliffen... ik vlei me neer aan de rand, koperen schilfers wiegen een stil intermezzo op de wenken van de machtige dirigent: de overjaarse zilte bries die het grauwe land bestiert. tijdloze roest, de schitterende dood van industriƫle fossielen, verwelkte ijdelheid dat lacht om het cliche van de lotus-bloem en het gewrocht van duizend ganzeveren op perkament die haar schoonheid en onpeilbare wijsheid bezongen. onpeilbaar, een diepte zo nauw en toch bewoont door kolossale gedrochten die je stom aanstaren. uitzicht op een eindeloze witte vlakte van aangekoekte zandkorrels, dat knersend een polyfonie aanheft, waar ik mijn bastaardnaam in herken. ik hoor hier niet thuis, maar dat ene moment van lucide zinsverbijstering stevent reeds van me vandaan. verankerd op deze plek, versteen ik met het landschap - een doorn rust op het slaapbeen van de granietrode koningin.